Even opnieuw voorstellen!

Jeetjemina, in 2020 schreef ik hier mijn laatste blog. Dat is drie jaar geleden! Hoogste tijd om mijn blog nieuw leven in de blazen. Laat ik daarmee beginnen door mezelf opnieuw aan jullie voor te stellen.

Mijn naam is, je raadt het al, Sarah. Over twee weken bereik ik de leeftijd van 29+8 jaar oud. Tot die tijd geniet ik nog even van mijn dagen als 36-er. Dat doe ik met mijn gezin: mijn verloofde Daniel en onze zoons James (10) en Benjamin (7). Yep, verloofde. In april 2023 stap ik in het huwelijksbootje! EINDELIJK! We trouwen namelijk op de dag dat we 20 jaar samen zijn. Klassieke high school sweethearts.

Mijn blog is net zo warrig als mijn hoofd. Ik schrijf over datgene waar ik op dat moment aan denk. Wat op dat moment speelt in mijn leven. Vaak zal het gaan over mijn psychische struggels en mijn weg naar herstel. Mijn trauma’s uit het verleden en hoe die nog steeds een grote impact hebben op wie ik ben als volwassen vrouw en moeder. Op de keuzes rondom het huwelijk, zoals de keuze die ik heb gemaakt om mijn familie slechts voor een deel van de dag uit te nodigen. De vader met wie ik geen contact meer heb, nadat hij mij uit zijn leven heeft verbannen. Of de dagelijkse worstelingen die mijn angsten en gedachten veroorzaken en hoe ik probeer die niet op mijn kinderen over te brengen. Ben je net als ik een bakfan? Lees ook dan lekker mee, want ik ben van plan regelmatig recepten van mijn lekkerste (mis)baksels te delen!

Oh ja, ik was me aan het voorstellen. Zie je hoe het gaat? Ik dwaal af en voor ik er erg in heb schrijf ik heel ergens anders over dan dat ik me had voorgenomen. Ach weet je, zo belangrijk is het ook niet. Je leert me vanzelf kennen in de blogs die ik schrijf. Ik hoop je hier vaker te zien! Zie ik je later?

Een goede moeder zijn als je zelf als kind bent mishandeld, kan dat?

Laat ik meteen met de deur in huis vallen: dat kan. Echt waar. Maar laat ik bij het begin beginnen.

Als kind ben ik jarenlang, structureel, psychisch mishandeld. Negeren, kleineren, commanderen en uitschelden: alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Mijn ouderlijk huis was voor mij de hel op aarde. Met lood in mijn schoenen ging ik uit school naar huis en met buikpijn ‘s avonds weer naar bed.

Toen mijn opa overleed, ik was toen 17, viel ik in een diep zwart gat. Mijn beste vriend, de persoon waar ik het meest van hield op de hele wereld, werd bruut uit mijn leven weggerukt. Terwijl ik hem nog zo hard nodig had. Hij was de enige die me accepteerde zoals ik was. Sterker nog: hij was gék op de persoon die ik was. ‘Opa’s oogappeltje’ werd ik in de familie genoemd. En het was waar: opa en ik waren onafscheidelijk. Hij was de enige bij wie ik mezelf durfde te zijn en met wie ik kon lachen. Hij liet me kind zijn, haalde grapjes met me uit, maar nam me ook onder zijn hoede. Gaf me, samen met oma, de liefde en structuur die ik thuis niet kreeg. Ik ben en blijf eeuwig dankbaar dat ik deze twee bijzondere mensen in mijn leven heb mogen hebben. Zonder hen weet niet wat er van me terecht was gekomen.

Vlak voordat mijn opa overleed had ik Daniel leren kennen, waar ik nog steeds mee samen ben. Hij gaf me de kracht om voor mezelf op te komen: tot hier en niet verder. Voor het eerst durfde ik tegen mijn moeder op te staan. Voorzichtig, dat wel. Maar ik accepteerde niet zomaar meer wat ze tegen me zei en hoe ze me behandelde. Daniel gaf me de moed om op mijn 17e uit huis te gaan. Ik bemachtigde een zolderkamer in het centrum van Amsterdam en trok daar in. De eerste nacht in mijn eigen huisje zal ik nooit vergeten: het was namelijk de eerste nacht in acht jaar tijd dat ik niet in bed had geplast. Ik hoor je nu denken: ‘in bed had geplast, maar je was toch een tiener?!’ Ja, dat klopt. Niemand begreep het destijds. Ikzelf nog het minste. Maar geen enkel medisch onderzoek liet zien dat er iets mis was. Nacht na nacht bleef mijn nieuwe bed droog. En toen viel het kwartje: ik was al die jaren zó extreem gespannen geweest, zelfs als ik sliep, dat ik daardoor in bed plaste. Weg uit mijn moeders huis was letterlijk het einde van mijn bedplassen: ik heb het nooit meer gedaan!

Waar wil ik heen met dit verhaal? Nou, dat zal ik je vertellen.

Al vanaf dat ik een klein meisje was had ik maar één droom: moeder worden. Op mijn 26e kwam mijn droom in vervulling. Daniel en ik werden de trotse ouders van onze prachtige zoon James. Oh, wat was ik verliefd! Twee jaar later werd onze liefde bezegeld door nog een zoon, Benjamin. Ik was vastbesloten om het totaal anders te doen dan mijn ouders. Ik zou deze mannetjes al mijn liefde geven, ze zouden nooit iets tekort komen. Die belofte, aan mijn kinderen en aan mezelf, probeer ik elke dag opnieuw waar te maken. Ik zeg niet dat ik de perfecte moeder ben: die bestaat namelijk niet. Ook ik maak fouten, doe soms dingen die niet handig zijn. Het ouderschap is vallen en opstaan, al doende leert men. Maar mijn uitgangspunt is altijd dat ik het beste voor mijn kinderen wil. Ik handel vanuit liefde, geef mijn kinderen een fijn en veilig thuis en alle ruimte om zich te ontwikkelen. En het lijkt me goed af te gaan: James en Benjamin zijn twee blije, ondeugende, ondernemende, speelse kinderen met veel vriendjes en mooie rapporten. En daar ben ik zo verschrikkelijk trots op!

Ik schrijf deze blog niet om mezelf een veer in de reet te steken. Al doe ik dat stiekem natuurlijk wel een beetje. Nee, het doel van dit verhaal is om jóu te laten weten dat als ik het kan, jij het ook kunt. Vaak vallen kinderen van mishandelende ouders in hetzelfde patroon als ze zelf ouders worden. Maar dit hóeft niet. Je kunt het patroon doorbreken! Sterker nog: doordat jij hebt ervaren hoe het niet moet, weet je waarschijnlijk ook hoe je het wél gewild zou hebben. Hoe jij het voor jouw kinderen wilt doen. En nu volgt er een jeukzin hoor dames en heren, vergeef het me! Hier komt ‘ie: maak van je nare ervaring je kracht. Draai het negatieve om naar iets positiefs: jij weet wél hoe je je kind wilt opvoeden en gaat dat met alle liefde doen, juist omdat je weet hoe belangrijk dat is!

Natuurlijk ben ik onzeker als moeder. Ben ik bang dat mijn kinderen onbewust meekrijgen dat mama niet zo lekker in haar vel zit. Maar ik doe mijn allerbeste om het zo goed mogelijk te doen. En volgens mij gaat dat me best aardig af. De moraal van dit (lange) verhaal: dat je geen goed voorbeeld hebt gehad van je eigen ouders hoeft niet per definitie te betekenen dat je gedoemd bent te falen als ouder. Als je een kinderwens hebt, laat deze onzekerheid je dan niet in de weg zitten. En als je al kinderen hebt en onzeker bent of je het wel goed doet: perfectie bestaat niet. Goed genoeg wel. Doe je je best? Handel je vanuit liefde? Dan zit het denk ik wel goed. Give yourself some credit! Je bent véél meer waard dan dat je denkt. Écht waar.

Heb je nog vragen? Stel ze gerust. Dat kan ook via mijn Instagram feed @sarahbruist

Als het donker is in mijn hoofd en ik het lichtknopje niet kan vinden

In de natuur worden ongezonde jongen afgestoten door hun ouders. Zelfs als er op het blote oog niets mis lijkt, weet de moeder instinctief dat het kind iets mankeert. Ze verwaarloost het, net zo lang totdat het sterft. Als ze het voor die tijd niet al eigen’handig’ gedood heeft.

Kijk maar naar de beroemde ijsbeer Knut. Hij werd afgestoten door zijn moeder. Werd door mensen met de fles groot gebracht. Niemand begreep waarom zijn moeder hem niet accepteerde. Totdat Knut, enkele jaren later, een aanval kreeg en overleed. Doodsoorzaak onbekend. Althans, bij ons mensen. Maar Knuts moeder wist het allang.

Je jong verstoten of doden, dat is bij mensen niet toegestaan. Zodra een kind geboren is, gezond of niet, heeft het recht op leven. En dat is maar goed ook, anders zou het een gruwelijk harde samenleving zijn. De mens is een diersoort die vele malen intelligenter is dan andere. Zo intelligent dat er zelfs wetten zijn opgesteld. Een daarvan is dat je goed moet zijn voor de medemens. Doden, mishandelen, verkrachten: allen zijn strafbaar.

Toch zijn en blijven mensen van binnen ook dieren. Gedisciplineerd, beheerst, beschaafd. Maar geen robot. We hebben emoties, instincten, impulsen. We hebben alleen geleerd hoe daarmee op een wenselijke manier om te gaan.

Maar wat als een mens een jong krijgt, en voelt dat er iets mis is? Je moet ervoor zorgen en je zult ervan houden, ook al vertelt je instinct dat er iets niet klopt. Het kind groeit op met ouders die geen volledig vertrouwen in het kind hebben. Altijd is er die twijfel: wat als er wél iets mis is met mijn kind? Wanneer gaat het mis? Je doet als ouder je best om het kind alle kansen in het leven te bieden, maar de vraag bestaat of je hem of haar van binnen ooit volledig zult accepteren.

Wat ik hier boven beschrijf is afschuwelijk. En hard. En ik geloof er niet in. Althans, ik wíl er niet in geloven. Maar… wat als het waar is? Wat als… mijn ouders me nooit geaccepteerd hebben zoals ik ben, omdat ze instinctief altijd geweten hebben dat er iets mis is? Wat als zij niet degenen zijn die mij onjuist behandeld hebben, maar het juíst altijd bij het goede eind hebben gehad? Dat is mijn grootste angst. Dat er iets mis met mij is. Dat niemand het ziet, maar dat het wel zo is. Dat ik een foutje ben van Moeder Natuur, en daarom nooit een gelukkig leven zal kunnen leiden. Ik ben gedoemd om altijd bang te zijn, altijd weer terug te vallen. Mijn ‘defect’ is dat ik nooit beter zal worden dan ik ben. Dat mijn ouders, als ze dieren waren geweest, mij verstoten hadden. Maar nu moeten ze het ‘ermee doen.’

Het gevoel dat ik niet goed genoeg ben draag in al bijna heel mijn leven bij me. Wat geresulteerd heeft in een slecht zelfbeeld. Want als mijn eigen ouders me niet kunnen accepteren en liefhebben zoals ik ben, dan ben ik het niet waard. Niet waard om te leven, lief te hebben, te hebben wat ik heb. Het voelt alsof ik de wereld bedrieg door te bestaan. Alsof ik er, zonder alle door mensen bedachte regels, nooit meer was geweest. Maar nu neem ik een plek in op deze aardbol. Kost ik de maatschappij een vermogen aan therapieën en ziekte-uitkeringen. En voor wat? Wat geef ík ervoor terug?

Door dit op te schrijven laat ik een kwetsbaar stuk van mezelf zien. Een stuk dat ik haat. Ik haat deze gedachten, de emoties die erbij komen kijken. Ik haat het dat ik ben opgegroeid met het gevoel niet volwaardig te zijn. Ik haat mijn ouders erom. En het beangstigd me tot in mijn kern. Want als ik niet goed genoeg ben voor dit leven, zal het ook nooit beter dan dit worden.

Als je ouders je niet accepteren zoals je bent

‘Als ik anders was geweest, beter, dan zouden mijn ouders me nooit zo behandeld hebben.’

De psycholoog kijkt geschrokken op van haar kladblok. ‘Wil je dat nog eens herhalen?’

‘Nou, ik ben altijd een teleurstelling geweest voor mijn vader en moeder. Ik ben niet de dochter die ze hadden gewild. Als ik meer mijn best had gedaan om te zijn zoals zij wilden dat ik was, zouden ze me nooit zo afgestoten hebben.’

‘Stel je voor Sarah, dat een van je kinderen dit later tegen je zegt. Dat als zij zich beter hadden gedragen als kind, jij ze wel zou hebben geaccepteerd. Wat zou je dan tegen ze zeggen?’

Stilte.

Ik zou zeggen dat kinderen nooít iets verkeerd kunnen doen. Dat kinderen per definitie onschuldig zijn. En dat ik altijd van ze gehouden heb, precies om wie ze zijn.’

‘Zeg het eens tegen hen. Doe alsof ze hier zijn en praat tegen ze.’

‘Dat kan ik niet. Ik zal er altijd alles aan doen om te zorgen dat ze zich veilig, geliefd en vertrouwd voelen.’

‘We doen even alsof. Praat maar even tegen ze, alsof ze hier aanwezig zijn.’

Ik krijg een brok in mijn keel en onderdruk de behoefte om te huilen.

‘Lieve James en Ben, mama houdt zielsveel van jullie, precies zoals jullie zijn. Mijn liefde is onvoorwaardelijk en zal dat altijd blijven. Jullie kúnnen niets verkeerd doen. En als dat wel zou gebeuren, weet dat ik ook dan altijd achter jullie zou staan, en er alles aan zou doen om je te helpen. Ik houd van jullie met heel mijn hart.’

Psycholoog: ‘Oh dus zij kunnen niets fout doen, maar jij kon dat als kind wel? Jij bent wel schuldig aan alle ellende die je ouders je hebben aangedaan?’

‘Nee…’

‘Wat zeg je?’

‘Nee, dat ben ik niet. Dat weet ik rationeel, maar gevoelsmatig druist het er tegen in. Er móet toch een verklaring zijn dat ze me behandeld hebben zoals ze gedaan hebben?’

‘Ja Sarah, maar die lag niet bij jou. Je was een kind. Je overleefde. Je deed het op je allerbeste. Jíj bent hier niet degene die gefaald heeft.’

Diep van binnen weet ik dat ze gelijk heeft. Maar sinds ik zelf moeder ben, en juíst ervaar hoe extreem dol ik op mijn zoons ben, pijnigt het me des te meer dat ik deze liefde als kind heb moeten missen. Het maakt me verdrietig, boos. Maar tegelijkertijd praat die stem op de achtergrond door… ‘Als je toch iets beter je best gedaan zou hebben, dan…’

Waarschijnlijk was het dan nog steeds niet goed genoeg geweest. Want ik heb nooit iets fout gedaan, ik was het kind in de relatie. Nu mezelf hier nog even van overtuigen.

Suicidaliteit: je praat er liever niet over, maar doe het toch maar wel.

LET OP: deze blog gaat over suicidaliteit en kan als triggerend worden ervaren.

Het gebeurde ongeveer drie jaar geleden voor het eerst.

Ik stond thuis onder de douche en plots vroeg ik me af hoe het zou zijn om te verdrinken. Ik visualiseerde het en keek er een paar minuten naar. Totdat ik schrok. Het besef dat ik over mijn eigen dood stond te fantaseren schudde me wakker uit mijn dagdroom. Ik was er helemaal naar van. Zelfmoord? Dat nooit! Gatver, wat een afschuwelijke gedachte! Snel draaide ik de douche uit en verliet ik de badkamer.

De volgende dag stond ik weer onder de douche. Dezelfde gedachte stroomde mijn hoofd binnen en weer ging ik er ongemerkt in mee. Ik bedacht welke manier van zelfdoding me het minst pijnlijk leek. Verdrinking sprak me nog steeds het meeste aan. Ik bedacht er een hele scène bij hoe het zou gaan. Bijna een soort film, waarin alles pijnloos en vredig ging. Bijna mooi, zelfs. Het duurde langer dan gisteren om me er bewust van te worden dat ik over de dood fantaseerde. Weer schrok ik ontzettend: waarom had ik dit soort fantasieën? Belachelijk, doe even normaal!

Een paar maanden voor mijn suïcidale fantasieën begon was er een depressie bij me vastgesteld. Ik had mijn psychiater om slaappillen gevraagd omdat ik al weken amper kon slapen. Ze vroeg me om langs te komen voor een gesprek. ‘Wat een gedoe’ dacht ik nog, ‘schrijf gewoon wat voor.’ Na een half verhoor vroeg ze me een digitale vragenlijst in te vullen op haar computer. Ik vond het vreemd, mijn diagnoses waren toch al bekend? Ik was in behandeling voor een angststoornis en PTSS klachten. Maar oké, prima, ik wil de vragen best beantwoorden. Na het invullen kwam de psychiater terug. Ernstig keek ze me aan. ‘Sarah, je bent depressief.’ Ik lachte haar nog nèt niet uit. ‘Ik? Dat kan niet. Ik ben juist altijd hartstikke optimistisch!’ Maar ze zag de grap er niet van in. ‘De klachten die je ervaart en je antwoorden op de vragen laten een duidelijk beeld zien. Je hebt een depressie, en het is geen lichte.’ Met een recept voor oxazepam op zak liep ik naar buiten. ‘Dat mens is gek.’ Ik hoor het mezelf nog zo tegen Daniel zeggen.

Ik was het absoluut niet met de diagnose eens. Iedereen slaapt toch weleens slecht? En dat ik zo weinig energie heb komt gewoon door mijn burn-out, dat heeft tijd nodig. Toch? Het moment dat mijn suïcidale gedachten zich voor het eerst opdrongen was echter het moment dat ik me bedacht dat de psychiater misschien toch gelijk had gehad.

In diezelfde periode kreeg ik een nieuwe psychiater, een man. Achteraf de meest fantastische psychiater die ik ooit heb gehad en geloof me: ik heb er als doorgewinterde GGZ-cliënte heel wat versleten. Hij keek dwars door me heen, prikte moeiteloos door mijn masker. En na een paar gesprekken vroeg hij op de man af of ik suïcidaal was. WAT?! Dat vráág je toch niet!! Ik begon te stotteren. Nee, natuurlijk was ik dat niet. Welnee! Ja oké, ik heb weleens fantasieën… ‘Vertel daar eens meer over.’ ‘Nou gewoon, over hoe ik het zou doen. Maar ik maak geen plannen ofzo hoor en dat zou ik ook nooit doen.’ ‘Dat is goed om te horen. Maar je fantasieën, hoe zien die eruit?’ Met het schaamrood op mijn kaken vertelde ik de scène die in mijn hoofd zat. Een enorme last viel onverwachts van mijn schouders. Hij reageerde zo ‘normaal’ dat er bij mij letterlijk een stukje taboe op het onderwerp werd weggehaald. Iedere afspraak die ik daarna met hem had vroeg hij er expliciet naar. En dat heeft nog nooit een andere psychiater bij me gedaan.

Ondanks het praten kwamen de fantasieën vaker en realistischer. Op een dag lag ik in bad en dacht ik ‘Nu kan ik het doen. Gewoon onder water en dan volhouden.’ Ik werd zo bang van mezelf dat ik in paniek uit bad ben gesprongen. IK WIL DIT NIET! Diezelfde dag zag ik mijn psycholoog voor een sessie die al gepland stond. Ik vertelde haar over de gebeurtenis van die ochtend. Haar advies shockeerde me: de volgende keer dat het gebeurde moest ik in bad blijven én mijn hoofd onder water doen. Ervaren hoe het zou zijn. En merken of ik het echt zou willen doorzetten of niet. Ik vond het gestoord wat ze zei, maar ja, zij is hier de ervaringsdeskundige… Dus probeerde ik het. En wat bleek? Dat ik het helemaal niet durfde! Al dat water in mijn neus vond ik echt een rotgevoel. Bah!

Stukje bij beetje leerde ik dat ook suïcidale gedachten enkel gedachten zijn. Niets meer en niets minder. En het was mijn taak om te ontdekken of ze voor mij waar waren. Zo leerde ik dat ik niet dood wilde, maar dat ik geen pijn meer wilde voelen. Er zit een wezenlijk verschil tussen de twee. Ook leerde ik dat praten enorm kan helpen. En dat ik niet gek ben. Of raar, of afwijkend. Maar simpelweg een jonge vrouw die al erg veel heeft meegemaakt en die een manier zoekt om ermee om te gaan.

De moraal van dit verhaal: denk je weleens aan zelfdoding? Ook al zijn het slechts fantasieën, en geen plannen? Praat erover! Door die zure appel heen. Leuk is het niet, belangrijk is het wel. En je bent het waard. Daar mag je nooit aan twijfelen.

Ben je of ken je iemand die suïcidaal is? Weet dat je hiervoor altijd terecht kan bij de huisarts, je psychisch hulpverlener of 113 Zelfmoordpreventie. Je bent niet alleen.

Hypochondrie en het moederschap: geen prettige combinatie

Laat ik beginnen met de vraag wat hypochondrie, ook wel ziekteangstoornis genoemd, eigenlijk is.

Hypochondrie is een stoornis waarbij iemand ervan overtuigd is een ernstige ziekte te hebben. Mensen die hypochonder zijn interpreteren onschuldige lichamelijke sensaties, bijvoorbeeld een pijntje of jeuk, als symptoom van een gevaarlijke aandoening. De angst beheerst het dagelijks leven en de persoon kan niet meer ‘normaal’ of ontspannen met het eigen lichaam omgaan. Soms controleren mensen hun lichaam obsessief, maar er zijn ook mensen die het juist proberen te vermijden door bepaalde lichaamsdelen niet meer aan te (durven) raken of bekijken. Sommige mensen zitten om de haverklap bij de huisarts, terwijl anderen deze juist volledig vermijden omdat de angst te groot is.

Hoe uit hypochondrie zich bij mij?

Ik heb een extreme, buitenproportionele angst voor bepaalde lichaamsdelen. Mijn borsten bijvoorbeeld. Ieder vlekje of kriebeltje ervaar ik als een teken van borstkanker. Deze angst overheerst mijn dagelijks leven. Ik durf amper naar mijn eigen borsten te kijken, aanraken is al helemaal eng. Alsof het tikkende tijdbommen zijn die op een dag zullen ontploffen. Naakt zijn is voor mij stressvol en ik draag bijna altijd hoog gesloten kleding. Toch ken ik mijn borsten heel goed. Want stiekem controleer je als hypochonder juist heel veel. Oók als je probeert te vermijden. De angst is namelijk zo groot dat er continu geruststelling nodig is. ‘Even kijken’ of ‘even voelen’. Alles oké? Dan ben ik voor eventjes gerust. Schrik ik ergens van? Dan kan ik dagen- tot wekenlang extreem heftige paniekaanvallen hebben. Geloof me: ik ben de eerste die het doorheeft als er iets mis is met mijn lichaam. Het vervelende is alleen dat ik niet meer op mijn eigen oordeel kan vertrouwen. De alarmbellen zijn zo scherp afgesteld dat ik soms moeilijk kan beoordelen of ik naar de huisarts moet of dat het puur mijn angst is die speelt. Gelukkig heb ik een hele fijne huisarts die me hier goed in begeleidt. Ze vraagt altijd hoe het met me gaat. Om hier genoeg tijd voor te hebben plant ze standaard een dubbele afspraak met me in. Daarna vertel ik waarom ik er ben en welke rol mijn angst speelt. Zij bepaalt dan of lichamelijke controle wel of niet nodig is. Echt hoor, deze vrouw is goud waard!

Maar hoe doe ik dat dan met mijn kinderen?

Ja, dat ligt een stukje ingewikkelder. Ik wil namelijk absoluut niet dat zij mijn angsten merken, of nog erger, overnemen. Gelukkig ervaar ik bij mijn kinderen minder angst dan bij mijn eigen lichaam. Ik controleer hun lijfjes nooit, behalve als daar echt reden toe is, zoals koorts. Waar ik bij mezelf soms moeilijk kan vertrouwen op mijn eigen oordeel, heb ik daar bij mijn jongens geen moeite mee. Ik weet prima wanneer er actie ondernomen moet worden of wanneer we even kunnen afwachten.

Er zijn echter drie situaties die mijn beoordelingsvermogen enorm in de war kunnen schoppen:

1. Koorts. Ik heb zelf kantje boord een bacteriële hersenvliesontsteking overleefd toen ik 14 jaar oud was. Dit was een traumatische ervaring en tevens het begin van het ontstaan van mijn angststoornis. Als een van mijn kinderen koorts heeft schiet ik dan ook meteen in paniek. Ik word hyperalert: zie ik vlekjes? Is hij alert? Kan zijn kin nog op zijn borst? De paniekaanvallen als mijn kinderen ziek zijn, zijn echt verschrikkelijk.

2. Een ongeluk. Ik zal nooit vergeten dat Benjamin viel en een gat in zijn hoofd had. We waren in het Amsterdamse Bos toen het gebeurde, meteen zijn we naar het VU ziekenhuis gereden. Het moest gelijmd worden. Daniel is de behandelkamer mee in gegaan: ik kan niet goed met dergelijke situaties omgaan. Idem dito toen dezelfde jongeman vorige week hard op zijn tand viel: deze stond helemaal scheef! We moesten meteen naar de spoedtandarts die de tand onder verdoving recht heeft gezet. Nu mag Benjamin alleen maar zacht eten en moeten we controleren of de tand niet verkleurt. Je begrijpt wel dat ik dit scherp in de gaten houd. In mijn hoofd zit er al een levensbedreigende bacterie in de wond waardoor hij straks in het ziekenhuis opgenomen moet worden, met alle risico’s van dien.

3. Als er écht iets is. Zoals wanneer James benauwd is door zijn astma. ‘Gelukkig’ heeft mijn vriend astma en weet die als de beste hoe je ermee om moet gaan. Ook weet hij precies wanneer we wél naar het ziekenhuis moeten, zoals vorig jaar gebeurde. Ik bleef thuis met Benjamin, het was immers midden in de nacht en Benjamin lag te slapen. Ik heb de hele nacht lopen ijsberen van de paniek. Wat als James het niet overleefd?

Ik heb meerdere angststoornissen, maar hypochondrie is bij uitstek de meest afschuwelijke. Er is geen ontsnappen aan. Je kunt niet even een dagje niet in je eigen lichaam zitten. Als ik last heb van mijn claustrofobie kan ik ervoor kiezen om de trap in plaats van de lift te nemen: dan is er niks aan de hand. De claustrofobie is niet constant aanwezig. Maar de hypochondrie wel. En geloof me: ze vréét energie. Er is áltijd wel iets waar ik me zorgen over maak.

Met het krijgen van kinderen heeft mijn hypochondrie er een nieuwe dimensie bij gekregen: de angst dat mijn kinderen ziek worden. Als ik alleen al lees dat andermans kind ernstig ziek is kan ik daar angstig van worden. Ik voel zo intens met die ouders mee dat het bijna is alsof ik het zelf beleef.

Ondanks vele therapieën is mijn angst nog altijd allesoverheersend in mijn dagelijks leven. Niet alleen de angst zelf, maar ook de angst dat mijn zoons het zien en overnemen. Ik zou het mezelf nooit vergeven als zij mijn angsten zouden overnemen. Enerzijds is dat zwaar: als ik in paniek ben moet ik alsnog een glimlach kunnen produceren. Anderzijds geeft het me ook enorm veel kracht en doorzettingsvermogen. Zolang ik leef zal ik nooit stoppen met proberen om deze angst onder controle te krijgen. Wat er ook aan therapie nodig is! Binnenkort start ik met een nieuwe behandeling bij het NPI. En wederom ga ik 100% van mijn inzet geven. Wacht maar, op een dag kan ik zeggen dat het me gelukt is! Wedden?

De relatie met mijn vader

Als ik aan mijn vader denk voel ik een wirwar aan emoties. Mijn maag knijpt samen van spanning. Een eindeloze cirkel die ik niet doorbroken krijg.

Ik zal de situatie heel kort voor je schetsen, zodat je begrijpt waar ik het over heb. Mijn vader is alcoholist, dat was hij al voordat ik geboren werd. Toen ik klein was dronk hij erg veel. Het hielp niet mee dat mijn ouders een nachtclub hadden: de drankvoorraad was eindeloos en continu toegankelijk.

Door zijn verslaving was papa onvoorspelbaar. Als ik ‘s ochtends wakker werd wist ik al niet wat me te wachten stond: was hij thuis? Wakker of slapend? Op de bank of in de hondenmand? Als ik thuiskwam uit school was hij meestal thuis én wakker. Echter zelden nuchter. Maar altijd boos, daar kon je van op aan. Meestal op mijn moeder, wat resulteerde in schreeuwende ruzies in de keuken. Met de keukendeur dicht, dat dan weer wel. Alsof dat een verschil maakte in ons gehorige huis.

Mijn vader was er altijd, en toch ook nooit. Hij heeft nooit zijn verantwoordelijkheid genomen als vader. Zijn excuus? ‘Je was niet gepland, kwam opeens. Je kunt toch niet verwachten dat ik dan mijn hele leven aanpas?’ Toch probeerde hij op zijn manier zijn best te doen. We gingen geregeld naar pretparken en ik had al het speelgoed waar een meisje van kon dromen. De nieuwste Barbies, een houten poppenhuis dat zo groot was dat ik zelfs op mijn tenen niet bij de bovenste verdieping kon. Polly Pockets, een Baby Born en een scala aan spelcomputers. Ik was geen verwend kind in termen van gedrag, vroeg zelden ergens om. Maar kreeg het allemaal. Alles, behalve één ding: een veilige, liefdevolle thuissituatie. Want geloof me als ik je zeg: je kunt een fijne kindertijd niet kopen. Het enige dat een kind nodig heeft is jóu.

Toen ik tien jaar oud was escaleerde mijn vaders gedrag en zijn mijn moeder en ik op een avond gevlucht; de situatie was niet veilig meer. Een half jaar lang zaten we ondergedoken, ik had geen contact met mijn vader. In de jaren erna volgden periodes van wel en geen contact, maar nooit was het leuk. Er hing een onuitgesproken spanning. Dit weet ik aan mezelf: ik was nooit genoeg geweest en daarom accepteerde papa me niet. Ik was de moeite niet waard om goed voor te zorgen. Een teleurstelling. Als ik maar anders was geweest, dan was het allemaal anders gelopen. Als ik wél genoeg was geweest, dan had hij vast van me gehouden.

Acht jaar geleden werd ik voor de eerste keer moeder. Ik was zo goed als mogelijk voorbereid. Maar dat wat ik niet verwachtte gebeurde: mijn babyblauwe wolk was gitzwart. Een postnatale depressie. De meeste mensen denken dan meteen aan het klassieke beeld van een moeder die haar kind afstoot. Bij mij was dit het tegenovergestelde: ik was overweldigd door de liefde voor mijn zoon en beschermde hem als een leeuwin. James was altijd bij me, in de draagzak of slapend op mijn buik. Een intens gevoel van verliefdheid enerzijds, en een constante golf van paniek en somberheid anderzijds, putten me uit. Twee en een half jaar later werd ik voor de tweede keer moeder en wat ik vreesde gebeurde weer: een gitzwarte periode volgde. Een psychische hel. Maar wel met de mooiste baby van de hele wereld.

Over het dieptepunt van mijn depressies ben ik heen. Maar mijn worsteling is alles behalve voorbij. Juíst omdat mijn jongens alles voor me zijn, onvoorwaardelijk, vind ik het moeilijk om te begrijpen hoe mijn ouders met mij zijn omgegaan. Hoe heeft mijn vader me emotioneel zo kunnen verwaarlozen? Je kind staat toch op nummer één? Maar waarom ik dan niet..?

De grootste verandering die plaats heeft gevonden is dat ik mezelf niet langer van alles de schuld geef. Nu ik als moeder zijnde ervaar hoe kwetsbaar kinderen zijn, en hoe afhankelijk ze zijn van hun papa en mama, weet ik dat een kind nooit iets fout kan doen. Een kind is NOOIT de schuldige. Dit besef heeft een enorme boosheid bij me los gemaakt. Mijn hele leven heb ik me minderwaardig gevoeld, en diep in mij zit dat gevoel nog steeds. Maar ik ben nooit minderwaardig gewéést! Het gevoel dat ik meedraag is onterecht. De boosheid die ik voel is wél terecht. Ook dat heb ik inmiddels geleerd. IK MAG BOOS ZIJN.

Maar precies daar zit de frictie: ik weet dat ik boos mag zijn, maar toch laat ik het mezelf niet toe. Zodra ik boosheid richting mijn vader voel word ik overweldigd door schuldgevoel: hoe dúrf ik boos te zijn? Alcoholisme is een ziekte, die mag ik mijn vader niet kwalijk nemen. Bovendien is hijzelf mishandeld in zijn jeugd, iets waar hij nog altijd last van heeft. Door het schuldgevoel word ik verdrietig. Want ja, waar ben ík in dit verhaal? Moet ik alles accepteren en incasseren omdat mijn vader er niks aan kan doen..? Dat is ook niet eerlijk, toch? En dan voel ik me weer boos. En schuldig. En verdrietig. En boos. En zo is het cirkeltje rond.

Leuk en aardig allemaal, maar wat ga je doen Sarah? Krijgt mijn vader een plek in mijn leven? In het leven van mijn kinderen? En zo ja, hoe ziet dat er dan uit? Hoe kan ik contact met hem hebben zonder dat ik zelf keer op keer gekwetst word? Papa gaat immers nooit veranderen. Hij zal nooit erkennen wat hij gedaan heeft. Hij zal nooit toegeven dat hij zijn rol als vader niet goed heeft ingevuld, met grote schade bij mij tot gevolg. Kan ik hiermee leven? Contact, zonder dat ik ooit excuses of erkenning heb gehad? Het antwoord heb ik niet. Ik wil hem graag in mijn leven, maar weet niet of het goed voor me is. Het enige wat ik kan doen is dicht bij mezelf blijven en mijn gevoel volgen. En de best mogelijke moeder zijn voor mijn twee zoons. Want als ik één ding zeker weet, is dat ik het heel anders ga doen dan mijn ouders. Met mijn kinderen op nummer één. Onvoorwaardelijk. Met een dosis liefde waar je u tegen zegt. Nu nog leren om een beetje liever te zijn voor mezelf. Stap voor stap. Dan lukt het me vast.

Papa

Vandaag was je er. Je was er écht. Ik kan het nog steeds bijna niet geloven. Ik heb eindelijk mijn papa weer eens gezien. Je bent iets ouder geworden, je haar langer dan de laatste keer dat ik je zag. Je krulletjes komen weer tevoorschijn als je het laat groeien. Vroeger waren ze zwart, nu zijn ze grijs. Verder ben je nog precies dezelfde. Dat is het mooie en tegelijkertijd moeilijke aan jou: je bent wie je bent en daar doen anderen het maar mee.

Het was twee jaar geleden dat ik je voor het laatst zag. Ik kan het me nog als de dag van gisteren herinneren. We wandelden door het dorp en kwamen een fontein tegen. James en Benjamin renden er enthousiast doorheen. Terwijl zij in het water speelden zaten wij een tijdje te lachen en te kletsen. Ik voelde me rijk: eindelijk had ik de vader-dochter band waar ik al mijn hele leven over droomde. De relatie met mijn vader is namelijk niet bepaald over rozen gegaan. Eerder door doornstruiken, zou je kunnen zeggen. Maar vlak voor deze dag had ik, na vele maanden oefenen bij therapie, eindelijk tegen hem durven zeggen hoeveel impact zijn drankprobleem op mij als kind heeft gehad. Iets waar ik tot op de dag van vandaag last van heb. Hij reageerde verbaasd, had zich dit nooit beseft. Maar ook lief: het was nooit zijn intentie geweest mij tekort te doen.

Deze dag bij de fontein, enkele dagen na ‘het’ gesprek, was voor mij bijna onwerkelijk. Na jarenlang hunkeren naar erkenning had ik die eíndelijk gekregen. Ik wist toen nog niet dat het slechts van korte duur zou zijn. Het was namelijk een paar dagen later dat ik je aan de telefoon sprak en het mis ging. Ik belde jou om te vertellen wat er uit mijn persoonlijkheidsonderzoek was gekomen. In plaats van te luisteren naar mijn diagnoses, vond je het allemaal maar raar. Hoe kon het dat ik zo beschadigd was door mijn jeugd, terwijl zijn jeugd veel erger was geweest en hij er niks aan had over gehouden? Die therapie was allemaal maar haatzaaierij: er werden me daar dingen aangepraat die helemaal niet waar waren. Om nog maar niet te beginnen over mijn moeder, zij was volgens hem namelijk de échte kwaaddoener in mijn kindertijd. Kort gezegd werd alle erkenning tenietgedaan en vervangen door ontkenning en verwijten. Tijdens dit gesprek werd ik van binnen verscheurd. Mijn lichaam deed letterlijk pijn van verdriet. Hoe kon mijn eigen vader dit soort dingen tegen me zeggen? Eindelijk had ik eerlijk durven zijn en weer werd ik afgewezen.

We hingen in ruzie op. Hij verontwaardigd, ik kapot. Geen idee hebbende dat deze ruzie bijna twee jaar zou gaan duren. Jaren waarin we meerdere pogingen doen om ons contact te lijmen, maar waarin keer op keer blijkt hoe anders we terugkijken op vroeger. Ik was volgens hem te jong om me iets te kunnen herinneren van zijn verslaving en hij wil niet aannemen dat ik daadwerkelijk traumatische herinneringen heb. Die wuift hij weg, om vervolgens op te merken hoe raar het is dat ik zo beschadigd ben. Of het onderwerp te veranderen naar mijn (volgens hem afschuwelijke) moeder.

Vandaag lukte het ons om over koetjes en kalfjes te kletsen. We zaten in de zon in de tuin. James, inmiddels 8 jaar, vond het leuk. Hij kende opa nog goed. Benjamin daarentegen herkende mijn vader niet eens. Hoe kan het ook anders: hij was pas 3 toen hij hem voor het laatst zag.

Ik begin steeds meer te realiseren, en misschien ook wel accepteren, dat ik nooit een gezonde band met mijn vader zal hebben. Er is teveel gebeurd. Bovendien is mijn vader alcoholist, waardoor hij erg onvoorspelbaar kan zijn. Vandaag was een stap in de goede richting. Wat hierna komt zie ik dan wel weer. Hoop heb ik niet meer. Oké, misschien een heel klein beetje dan.

Goedbedoeld advies, irritant of helpend?

Een ieder die worstelt met een psychische en/of lichamelijke aandoening kan er waarschijnlijk een boek over schrijven. Waar ik het over heb? De goedbedoelde, maar oh zulke irritante, adviezen van Jan en Alleman.

Ben je depressief? Joh, ga je wel genoeg naar buiten? Eet je wel gezond? Een nacht goed slapen, daar knap je vast van op.

Ben je bang? Ah zeg, dat valt toch wel mee! Je moet het gewoon dóen. Zul je zien dat het reuze meevalt.

Toen ik vijf jaar geleden uitviel van mijn werk vlogen de adviezen me om de oren. Ik moest gewoon weer gaan werken, dat zou me goed doen. Sociale contacten, onder de mensen zijn. Ritme en regelmaat afgewisseld met ontspanning. Vaak knikte ik vriendelijk, soms reageerde ik helemaal niet. Maar van binnen schreeuwde ik het uit. Hoe meer mensen me goedbedoeld advies gaven, hoe eenzamer ik me voelde. Want als al die mensen dachten dat ‘gewoon’ weer gaan werken mijn probleem wel op zou losse , dan hadden ze echt geen flauw benul van wat voor afschuwelijks er in mijn hoofd omging.

Het heeft een aantal jaren en veel verdriet gekost, maar inmiddels heb ik geleerd dat goedbedoeld advies vaak ook echt GOED bedoeld is. Ik vond het namelijk maar uit de hoogte allemaal. Die mensen die het allemaal beter wisten dan ik. Ik, met mijn leger aan professionele hulpverleners. Geloof je het zelf?

‘HOU NOU TOCH EENS OP!’ schreeuwde ik tegen mijn moeder. ‘ZO SIMPEL IS HET NIET! DENK JE NOU ECHT DAT JÍJ HET BETER WEET DAN MIJN PSYCHIATER DIE ER 10 JAAR VOOR GESTUDEERD HEEFT?!’ Mama keek me een beetje geschrokken aan. ‘Maar liefje, ik probeer je alleen maar te helpen…’ In mijn hoofd was iedereen onverschillig. Niemand begreep hoe ik me voelde en diep van binnen kon het niemand ook echt wat schelen. Ik stond er helemaal alleen voor. Maar…. had ik het dan al die tijd dan verkeerd gehad..? Bedoelden mensen het soms écht goed? Ik ben vanuit mijn jeugd niet gewend dat mensen zich om mijn welzijn bekommeren, het was dan ook moeilijk om me voor te stellen dat het mensen daadwerkelijk iets kon schelen hoe ik me voelde.

De maanden na mijn ‘ontploffing’ kon ik nog regelmatig heftig reageren als mijn moeder me advies gaf of probeerde te helpen. Maar door er vaker over te praten begon het besef tot me door te dringen dat het oprecht niet vervelend bedoeld was. Sterker nog, tegenovergesteld.

Het echte besef kwam echter toen ik mezelf erop betrapte dat ik…. jawel…. ook weleens goedbedoeld advies geef. Huh, ík? Ja, ik. En jij ook. Iedereen. We doen het ALLEMAAL weleens. Het flapt eruit voor je er erg in hebt. De eerste keer dat ik het bij mezelf bemerkte was toen iemand het zei. Ik volgde (en nog steeds) al lange tijd een hele lieve vrouw die, tijdens haar ogenschijnlijk prima verlopende zwangerschap, haar kindje verloor. Ik kende haar online al langere tijd en leefde erg met haar mee. Ze was op Instagram open over haar proces en ik reageerde vaak op haar verhalen. Op een dag plaatste ze een post waarin ze mensen vroeg om niet meer te zeggen hoe sterk ze was, hoe goed ze het deed. Ze was de goedbedoelde complimenten zat en legde uit hoe kwetsend het bij haar overkwam. Terwijl ik haar betoog las bekroop me een akelig gevoel… Mijn maag draaide zich om. SHIT, ik was een van deze mensen… En ik had er nooit ook maar een piepklein beetje bij stil gestaan dat het vervelend kon overkomen. Ik bedoelde het toch immers goed? Ik heb de vrouw meteen een berichtje met excuses gestuurd. Ze was totaal niet boos. We hebben het erover gehad en hebben daarna onze insta-vriendschap, tot op de dag van vandaag, voortgezet.

Door deze ervaring nam ik me voor om nog bewuster op mijn woorden te letten. Maar vorige week… Ik volg, ook al langere tijd, een vrouw die aan kanker lijdt en niet meer zal genezen. Vorige week sprak ze op Instagram uit hoe ontzettend pijnlijk het voor haar is als ze berichten ontvangt van mensen die ergens gehoord/gelezen hebben dat er een experimentele behandeling is die misschien wél kans op genezing biedt. Gelukkig was ik niet een van de mensen die dit tegen haar gezegd had. Maar… ik heb dat weleens gedaan. Niet lang geleden zelfs. Een dierbare was ongeneeslijk ziek (inmiddels overleden) en ik las op de website van de NOS over een baanbrekende studie waarbij al meerdere mensen met terminale longkanker tóch genezen waren. Hoopvol en enthousiast stuurde ik dit door naar de vrouw van zieke man. Ik heb er nooit reactie op gehad, ik respecteerde dat dit blijkbaar geen optie voor ze was. Wat ik me echter níet realiseerde was dat ik ze misschien wel gekwetst had. Dat was namelijk totaal niet wat ik wilde!

Jeetje, wat een lang verhaal wordt dit zeg. Wat ik eigenlijk wil zeggen is: heb je er last van dat iemand je goedbedoeld advies geeft? Grote kans dat deze persoon dit heel anders bedoelt dan dat het bij jou overkomt. Misschien heeft hij niet eens door dat hij het doet. Mijn, ja daar komt ie hoor, ADVIES (sorry!) is dan ook om het hardop uit te spreken als je last hebt van wat iemand zegt. Ja, dat is moeilijk. Nee, ik durf het ook niet altijd. Maar uit eigen ervaring kan ik je vertellen dat het kan helpen. Zo heeft het mij geholpen dat ik mijn frustraties heb uitgesproken, maar óók om van anderen te horen dat ik dingen zei die niet prettig overkwamen. 

Kortom: praat erover. Maar hé: is dat sowieso niet een van de belangrijkste dingen bij (psychische) problematiek? Je bent niet alleen. WIJ ZIJN niet alleen. We zijn SAMEN. We moeten soms alleen nog een beetje leren hoe dat ‘samen’ nou precies werkt. En dat is oké. Want zoals mijn vijfjarige altijd zegt: ‘leren moet je boberen (proberen)!’ En zo is het.

(PS: behalve bij irritante of onbelangrijke mensen, die kun je gewoon blokkeren 😜 #jadatdoeikweleens #sorrynotsorry!)

Van werkpaard naar moeke: wat mijn burn-out me over mezelf leert

Na mijn afstuderen ging ik fulltime aan het werk. Op mijn 25e raakte ik zwanger (bewust!) én nam ik ontslag. Na de geboorte van mijn zoon vond ik een leuke nieuwe baan voor 36 uur per week. Anderhalf jaar later raakte ik zwanger van ons tweede wonder. Twaalf weken na zijn geboorte zat mijn verlof erop en zat ik weer op kantoor. Iets minder uren, maar alsnog veel voor een moeder van jonge kinderen (32 uur).

Ondanks de vele paniekaanvallen en postpartum depressies dacht ik het allemaal wel aan te kunnen. Totdat ik, bijna 4 jaar geleden, finaal instortte. Ik was op, kon niet meer. Sliep 18 uur per etmaal en leefde op zware medicatie. De maanden vorderden en dankzij vele pillen en therapieën klom ik langzaam omhoog. Ondanks alle shit die ik al had meegemaakt in mijn leven was het eerste jaar na mijn uitval het zwaarste uit mijn leven. Zo ziek zijn én een baby en een tweejarige verzorgen was niet makkelijk. Toch heb ik, in deze gitzwarte periode, mijzelf beter leren kennen dan ooit tevoren. Nooit had ik durven dromen dat het mijn leven zo positief zou beïnvloeden. Huh, hoe dan? Dat zal ik je vertellen.

Mijn ouders hebben beiden niet gestudeerd. Het leven bestond uit lol trappen en je vooral niet aan de regels houden. Toen kwam ik. Geheel onbedoeld raakte mijn moeder zwanger, ze was pas 23 jaar. Lang verhaal kort samengevat: de relatie tussen mijn ouders was problematisch, mijn vader was verslaafd en de agressie en financiële schulden groeiden met de dag. Niets in hun leven liep zoals het ‘zou moeten’. Ook ik niet; mijn jeugd is gediagnosticeerd als een PTSS.

Ondanks alles was ik een slimme meid en bovendien erg gedreven. Rondde de middelbare school af en ging op mijn 17e uit huis. Ik haatte mijn thuissituatie. Mijn moeder en ik konden elkaars bloed wel drinken en mijn vader had ik al jaren niet meer gezien. Koste wat kost: ik zou het anders doen. Anders dan mijn vader en moeder. Geheel anders, 100%. Dus ik moest en zou gaan studeren. Bovendien studeerde mijn destijds nieuwe vriendje, inmiddels vader van mijn kinderen (!), ook aan de universiteit. Dat was een extra stimulans. Ik ging vol gas, deed niets anders dan leren. Uitgaan? Nee. Drinken? Nee. Een sociaal leven? Nee.

Na vijf jaar studeerde ik cum laude af en begon ik aan een traineeship bij de Hema. Ook hier gaf ik mezelf volledig. Was ik gelukkig? Daar stond ik niet bij stil. Ik woonde samen met mijn grote liefde en stond financieel op eigen benen. Onafhankelijk, vooral van mijn ouders. Mijn drang om het ‘anders’ te doen jaagde me door het leven zonder de tijd te nemen of dit wel echt was wat ik wilde. Ook tijdens mijn vele therapieën sprak ik hier niet over. Mijn paniekaanvallen moesten onder controle, dan zou het wel goed komen.

Oei ik val weer in detail, even een paar jaar vooruit spoelen: ook toen ik moeder was van twee jonge kinderen bleef ik enorm streng voor mezelf. Ik móest fulltime blijven werken en dat met het moederschap combineren. Als andere vrouwen dat konden kon ik het verdomme ook!

Totdat ik, 8 maanden na de geboorte van mijn jongste, een burn-out kreeg. Van de keihard werkende, ambitieuze Sarah is weinig meer over. Ik ben zo enorm veranderd de laatste paar jaar. Waar ik nooit stil kon zitten geniet ik nu van thuis zijn en rust om me heen. Waar ik dacht niet creatief te zijn ben ik nu uren zoet met stickers en zakjes. En waar ik dacht niets te missen van mijn jongens toen ik nog werkte, kijk ik nu iedere dag uit naar het tijdstip dat ik mijn kinderen uit school kan ophalen en weer met ze kan knuffelen. Sarah de workaholic heeft plaats gemaakt voor Sarah de moeke. Een heel ander uiterste!

Ik ben me ervan bewust dat ik nog meer zal veranderen. Hoe meer ik mijn psychische problemen overwin, hoe meer ik over mezelf leer. Wat mijn normen en waarden zijn, wat ik leuk vind, wat ik juist niet meer wil. Maar ik weet dat dít nooit zal veranderen: ik ben moeder, en dat is mijn belangrijkste taak in dit leven. Twee jonge kinderen alle liefde, zelfvertrouwen en veiligheid bieden die ze nodig hebben om op te groeien tot evenwichtige, gelukkige mannen. Niets is belangrijker dan dat. Niets is waardevoller dan mijn gezin. Ze zijn mijn grootste drijfveer om beter te worden, maken me gelukkiger dan ik ooit geweest ben. En potverdorie: dat heb IK gedaan! Heeft al die ambitie toch iets goed gedaan 😉