De relatie met mijn vader

Als ik aan mijn vader denk voel ik een wirwar aan emoties. Mijn maag knijpt samen van spanning. Een eindeloze cirkel die ik niet doorbroken krijg.

Ik zal de situatie heel kort voor je schetsen, zodat je begrijpt waar ik het over heb. Mijn vader is alcoholist, dat was hij al voordat ik geboren werd. Toen ik klein was dronk hij erg veel. Het hielp niet mee dat mijn ouders een nachtclub hadden: de drankvoorraad was eindeloos en continu toegankelijk.

Door zijn verslaving was papa onvoorspelbaar. Als ik ‘s ochtends wakker werd wist ik al niet wat me te wachten stond: was hij thuis? Wakker of slapend? Op de bank of in de hondenmand? Als ik thuiskwam uit school was hij meestal thuis én wakker. Echter zelden nuchter. Maar altijd boos, daar kon je van op aan. Meestal op mijn moeder, wat resulteerde in schreeuwende ruzies in de keuken. Met de keukendeur dicht, dat dan weer wel. Alsof dat een verschil maakte in ons gehorige huis.

Mijn vader was er altijd, en toch ook nooit. Hij heeft nooit zijn verantwoordelijkheid genomen als vader. Zijn excuus? ‘Je was niet gepland, kwam opeens. Je kunt toch niet verwachten dat ik dan mijn hele leven aanpas?’ Toch probeerde hij op zijn manier zijn best te doen. We gingen geregeld naar pretparken en ik had al het speelgoed waar een meisje van kon dromen. De nieuwste Barbies, een houten poppenhuis dat zo groot was dat ik zelfs op mijn tenen niet bij de bovenste verdieping kon. Polly Pockets, een Baby Born en een scala aan spelcomputers. Ik was geen verwend kind in termen van gedrag, vroeg zelden ergens om. Maar kreeg het allemaal. Alles, behalve één ding: een veilige, liefdevolle thuissituatie. Want geloof me als ik je zeg: je kunt een fijne kindertijd niet kopen. Het enige dat een kind nodig heeft is jóu.

Toen ik tien jaar oud was escaleerde mijn vaders gedrag en zijn mijn moeder en ik op een avond gevlucht; de situatie was niet veilig meer. Een half jaar lang zaten we ondergedoken, ik had geen contact met mijn vader. In de jaren erna volgden periodes van wel en geen contact, maar nooit was het leuk. Er hing een onuitgesproken spanning. Dit weet ik aan mezelf: ik was nooit genoeg geweest en daarom accepteerde papa me niet. Ik was de moeite niet waard om goed voor te zorgen. Een teleurstelling. Als ik maar anders was geweest, dan was het allemaal anders gelopen. Als ik wél genoeg was geweest, dan had hij vast van me gehouden.

Acht jaar geleden werd ik voor de eerste keer moeder. Ik was zo goed als mogelijk voorbereid. Maar dat wat ik niet verwachtte gebeurde: mijn babyblauwe wolk was gitzwart. Een postnatale depressie. De meeste mensen denken dan meteen aan het klassieke beeld van een moeder die haar kind afstoot. Bij mij was dit het tegenovergestelde: ik was overweldigd door de liefde voor mijn zoon en beschermde hem als een leeuwin. James was altijd bij me, in de draagzak of slapend op mijn buik. Een intens gevoel van verliefdheid enerzijds, en een constante golf van paniek en somberheid anderzijds, putten me uit. Twee en een half jaar later werd ik voor de tweede keer moeder en wat ik vreesde gebeurde weer: een gitzwarte periode volgde. Een psychische hel. Maar wel met de mooiste baby van de hele wereld.

Over het dieptepunt van mijn depressies ben ik heen. Maar mijn worsteling is alles behalve voorbij. Juíst omdat mijn jongens alles voor me zijn, onvoorwaardelijk, vind ik het moeilijk om te begrijpen hoe mijn ouders met mij zijn omgegaan. Hoe heeft mijn vader me emotioneel zo kunnen verwaarlozen? Je kind staat toch op nummer één? Maar waarom ik dan niet..?

De grootste verandering die plaats heeft gevonden is dat ik mezelf niet langer van alles de schuld geef. Nu ik als moeder zijnde ervaar hoe kwetsbaar kinderen zijn, en hoe afhankelijk ze zijn van hun papa en mama, weet ik dat een kind nooit iets fout kan doen. Een kind is NOOIT de schuldige. Dit besef heeft een enorme boosheid bij me los gemaakt. Mijn hele leven heb ik me minderwaardig gevoeld, en diep in mij zit dat gevoel nog steeds. Maar ik ben nooit minderwaardig gewéést! Het gevoel dat ik meedraag is onterecht. De boosheid die ik voel is wél terecht. Ook dat heb ik inmiddels geleerd. IK MAG BOOS ZIJN.

Maar precies daar zit de frictie: ik weet dat ik boos mag zijn, maar toch laat ik het mezelf niet toe. Zodra ik boosheid richting mijn vader voel word ik overweldigd door schuldgevoel: hoe dúrf ik boos te zijn? Alcoholisme is een ziekte, die mag ik mijn vader niet kwalijk nemen. Bovendien is hijzelf mishandeld in zijn jeugd, iets waar hij nog altijd last van heeft. Door het schuldgevoel word ik verdrietig. Want ja, waar ben ík in dit verhaal? Moet ik alles accepteren en incasseren omdat mijn vader er niks aan kan doen..? Dat is ook niet eerlijk, toch? En dan voel ik me weer boos. En schuldig. En verdrietig. En boos. En zo is het cirkeltje rond.

Leuk en aardig allemaal, maar wat ga je doen Sarah? Krijgt mijn vader een plek in mijn leven? In het leven van mijn kinderen? En zo ja, hoe ziet dat er dan uit? Hoe kan ik contact met hem hebben zonder dat ik zelf keer op keer gekwetst word? Papa gaat immers nooit veranderen. Hij zal nooit erkennen wat hij gedaan heeft. Hij zal nooit toegeven dat hij zijn rol als vader niet goed heeft ingevuld, met grote schade bij mij tot gevolg. Kan ik hiermee leven? Contact, zonder dat ik ooit excuses of erkenning heb gehad? Het antwoord heb ik niet. Ik wil hem graag in mijn leven, maar weet niet of het goed voor me is. Het enige wat ik kan doen is dicht bij mezelf blijven en mijn gevoel volgen. En de best mogelijke moeder zijn voor mijn twee zoons. Want als ik één ding zeker weet, is dat ik het heel anders ga doen dan mijn ouders. Met mijn kinderen op nummer één. Onvoorwaardelijk. Met een dosis liefde waar je u tegen zegt. Nu nog leren om een beetje liever te zijn voor mezelf. Stap voor stap. Dan lukt het me vast.

Plaats een reactie